PÁRAMO
En este páramo, para amar
Se tiene que tener bemoles
Somos lagartijas, buscando soles
A través de una rendija
Soñando con dejar de huir como sabandijas
De sombras y demonios
A los que estamos unidos en matrimonio
Una sortija que nos queda pequeña
Que para quitársela hay que darle brío
Hay que darle leña, en este mundo tan hostil y frío
Qué bien se siente
Un plato de sopa caliente
Un beso de tu padre en la frente
Qué bien que sienta
Pagar para que un tipo haga como que te entiende
Y que no te arrepientas
Este barrizal tiene por mote
La vida real
Somos quijotes al trote
En medio de un brote
Procurando que no se note
Que aquí cada paso que pisas
Pesa más que una sonrisa de bote
Un bote de remos con boquetes
Que trata de mantenerse a flote
Con el agua hasta por el bigote
Tragando hasta que explote, por eso
Qué bien se siente
La brisa fría en el cogote
Llevar la contraria a los peces
Y que se te lleve la corriente
Qué bien que sienta
El Sol después de la tormenta
Hacer algo sin un porqué
Solo porque divierte
En arenas movedizas
Cuida no meter la bota
O será lo último que hagas
Si no te tranquilizas
Antes o después
En la era del estrés
Raro es que no te pite el tímpano
Que no te dé la tos
Como a tres de cada dos
Entre tantos humos, entre tanto ruido
Entre tantas caras de pocos amigos
Qué bien se siente
Estar sano de los oídos
Estar camino de los treinta
Y no haber perecido
Qué bien que sienta
Que un nuevo día ha amanecido
Estar dejando atrás los veinte
Y no haber perecido
¡Qué bien!
¡Qué bien!
PÁRAMO
In dit moerasgebied, om te beminnen
Moet je wel wat ballen hebben
We zijn hagedissen, op zoek naar zonneschijn
Door een kiertje heen
Dromend om niet meer te vluchten als ongedierte
Van schaduwen en demonen
Waar we in een huwelijk mee verbonden zijn
Een ring die te klein is voor onze vingers
Die je alleen kunt afdoen als je er kracht achter zet
Je moet er flink tegenaan gaan, in deze zo vijandige en koude wereld
Wat voelt dat goed
Een bord warme soep
Een kus van je vader op je voorhoofd
Wat voelt dat fijn
Betalen zodat een kerel doet alsof hij je begrijpt
En dat je er geen spijt van krijgt
Deze modderpoel heeft als bijnaam
Het echte leven
We zijn Don Quichotes te paard
Tussen een uitbraak
Proberend te zorgen dat het niet opvalt
Dat hier elke stap die je zet
Zwaarder weegt dan een nep glimlach
Een roeiboot met gaten
Die probeert drijvende te blijven
Met het water tot aan de snor
Slokend tot het explodeert, daarom
Wat voelt dat goed
De koude bries op je nek
Tegen de vissen ingaan
En door de stroom meegevoerd worden
Wat voelt dat fijn
De zon na de storm
Iets doen zonder reden
Gewoon omdat het leuk is
In drijfzand
Pas op dat je je laars niet verliest
Of dat is het laatste wat je doet
Als je je niet kalmeert
Voor of later
In het tijdperk van stress
Is het raar als je trommelvlies niet piept
Dat je niet gaat hoesten
Zoals drie van de twee
Tussen al die rook, tussen al dat lawaai
Tussen al die gezichten van weinig vrienden
Wat voelt dat goed
Gezond zijn in je oren
Op weg naar de dertig
En niet gestorven zijn
Wat voelt dat fijn
Dat er een nieuwe dag is aangebroken
De twintig achter je latend
En niet gestorven zijn
Wat een genot!
Wat een genot!