395px

Zé Cacilheiro

José Vianna

Zé Cacilheiro

Quando eu era rapazote
Levei comigo no bote
Uma varina atrevida
Manobrei e gostei dela
E lá me atraquei a ela
P'ró resto da minha vida
Às vezes uma pessoa
A saudade não perdoa
Faz bater o coração
Mas tenho grande vaidade
Em viver a mocidade
Dentro desta geração

Sou marinheiro
Deste velho cacilheiro
Dedicado companheiro
Pequeno berço do povo
E navegando
A idade foi chegando
O cabelo branqueando
Mas o Tejo é sempre novo

Todos moram numa rua
A que chamam sempre sua
Mas eu cá não os invejo
O meu bairro é sobre as águas
Que cantam as sua mágoas
E a minha rua é o Tejo
Certa noite de luar
Vinha eu a navegar
E de pé, junto da proa
Eu vi, ou então sonhei
Que os braços do Cristo-Rei
Estavam a abraçar Lisboa

Zé Cacilheiro

Toen ik nog een jongen was
Nam ik mee in de boot
Een brutale visser
Ik manoeuvreerde en vond haar leuk
En daar raakte ik aan haar gehecht
Voor de rest van mijn leven
Soms vergeven mensen niet
De heimwee laat je niet met rust
Laat je hart sneller kloppen
Maar ik heb veel trots
Om de jeugd te leven
Binnen deze generatie

Ik ben een zeeman
Van deze oude Cacilheiro
Toegewijde maat
Klein wiegje van het volk
En terwijl ik zeil
Kwam de leeftijd eraan
Het haar werd grijs
Maar de Tejo is altijd nieuw

Iedereen woont in een straat
Die ze altijd hunne noemen
Maar ik ben niet jaloers
Mijn buurt is boven het water
Dat zijn verdriet bezingt
En mijn straat is de Tejo
Op een nacht met maanlicht
Was ik aan het zeilen
En staande, bij de boeg
Zag ik, of droomde ik
Dat de armen van Christus de Koning
Lissabon omarmden

Escrita por: Carlos Dias / Paulo Da Fonseca