Martijn

Martijn

Martijn

refr.:refr.:
Oh nein, in der Klasse hab ich nie viel gewusstOh neen, in de klas heb ik nooit veel geweten
Noch weniger gelernt vom LateinlehrerNog minder geleerd van de leraar Latijn
Aber was ich jetzt weiß und auch nie vergessen werdeMaar wat ik nu weet en ook nooit zal vergeten
Das hab ich gelernt von meinem lieben MartijnDat heb ik geleerd van mijn lieve Martijn

Wir waren erst sechzehnWe waren pas zestien
Als er schon ein Mann warToen hij al een man was
Das Schicksal brachte uns in der Klasse zusammenHet toeval bracht ons in de klas bij elkaar
Der Lateinlehrer zeigte langweilige DiasDe leraar Latijn gaf vervelende dia's
Aber wir hatten nur Augen füreinanderMaar wij hadden enkel oog voor elkaar
Ich hörte kein WortIk hoorde geen woord
Von dem, was uns beigebracht wurdeVan wat ons werd geleerd
Als mein Herz verrückt spielteToen mijn hart sloeg op hol
Wenn Martijn mich ansahAls Martijn naar me keek
Der Lateinlehrer beschwerte sich sofortDe leraar Latijn ging meteen zijn beklag doen
Wir flogen von der Schule noch innerhalb einer WocheWe vlogen van 't school nog binnen de week

refr.refr.

Jetzt bin ich bei ihmNu ben ik bij hem
Und weit weg von den BänkenEn ver weg van de banken
Trotzdem sehe ich noch kurz den LateinlehrerToch zie ik nog even de leraar Latijn
Dann denke ich an ihn, dem verdanke ich allesDan denk ik aan hem heb ik alles te danken
Denn er bekam, was er wollteWant hij kreeg zijn zin
Und ich bekam MartijnEn ik kreeg Martijn

refr.(4x)refr.(4x)