Jan Met de Toetjes

Jan con los Postres

Jan Met de Toetjes

Tengo un primo en HaarlemIk heb een neef in Haarlem
El primo, su nombre es JanDe neef, zijn naam is Jan
Le encanta hacer postresHij houdt van toetjes maken
Realmente sabe hacerlos bienHij kan er echt wat van
Helado de vainilla con cremaVaqnille-ijs met slagroom
O pastel con chocolateOf cake met chocola
Y cuando llega, pronto gritamos:En als hij komt dan roepen wij weldra:

Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- po- postresMet de toe-toe-toe-toe-toetjes an
Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- postresMet de toe-toe-toetjes an

Comemos pastel con cerezasWij eten taart met kersen
Comemos bavaroisWij eten bavarois
Él hace pudín de vainillaHij maakt vanille pudding
O flan de natilla amarillaOf flip van gele vla
A veces tenemos yogurSoms hebben we yoghurt
Con frutas que no hemos probadoMet vruchten nog niet op
O ahí viene de nuevo con un tazón de cuajadaOf daar is hij al weer met een schaal hangop

Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- po- postresMet de toe-toe-toe-toe-toetjes an
Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- postresMet de toe-toe-toetjes an

A veces decimos tácticamenteWe zeggen wel eens taktisch
Ya hemos comido suficienteNou hebben we genoeg
Pero Jan nos encuentraMaar Jan weet ons te vinden
Aunque estemos en el barAl zitten we in de kroeg
Y la última vez en una terrazaEn laatst op een terrasje
Estaba detrás de nuestra espaldaStond hij achter onze rug
Con los postres, así que le gritamos de vueltaMet de toetjes dus we riepen maar weer terug

Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- po- postresMet de toe-toe-toe-toe-toetjes an
Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- postresMet de toe-toe-toetjes an

Últimamente estábamos en ZandvoortLaatst waren we in Zandvoort
Junto a ese hermoso marAl aan die mooie zee
Teníamos pan y caféWij hadden brood en koffie
Y naranjasEn sinaasappels mee
Estábamos tan contentos. Totalmente satisfechosWe waren zo tevreden. Helemaal voldaan
Pero ¿quién volvió a aparecer por la orilla?Maar wie kwam daar weer langs de branding aan

Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- po- postresMet de toe-toe-toe-toe-toetjes an
Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- postresMet de toe-toe-toetjes an

Aunque estemos en LondresAl zitten we in Londen
Aunque vayamos a ParísAl gaane we naar Parijs
Ese chico sigue viniendoDie jongen blijft komen
Ese chico no está bienDie jongen is niet wijs
Estábamos, nada menosWe zaten nota bene
En el avión hacia MilánIn het vliegtuig naar Milaan
Y ¿quién volvió a pasar por el pasillo?En wie kwam daar weer door het gangpad aan

Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- po- postresMet de toe-toe-toe-toe-toetjes an
Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- postresMet de toe-toe-toetjes an

Estamos en un sótanoWe zitten in een kelder
Tan profundo bajo tierraZo diep onder de grond
No nos dejamos verWe laten ons niet horen
Guardamos silencioWe houden onze mond
No puede faltar muchoHet kan niet lang meer duren
Un día o dos quizásEen dag of twee misschien
Porque uno de nosotros ya lo ha vistoWant een van ons die heeft hem al gezien

Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- po- postresMet de toe-toe-toe-toe-toetjes an
Ahí viene JanDaar komt Jan
Con los postresMet de toetjes aan
Con los po- po- postresMet de toe-toe-toetjes an